Gemeentelijke risico's
Risico’s ter berekening van de hoogte van de algemene reserve
In de onderstaande tabel zijn de grote risico’s, de kans dat deze zich voordoen en kosten die daar mee zijn gemoeid, opgenomen, ter berekening van de wenselijke hoogte van de algemene reserve. Om de wenselijke hoogte van het weerstandsvermogen te berekenen, hebben we de grootste risico’s die de gemeente loopt in beeld gebracht.
REMU-claim verkoop Eneco.
Een risico dat buiten deze inventarisatie valt, heeft te maken met de verkoop van Eneco. Bij de verkoop van de aandelen in Eneco Groep N.V. (hierna Eneco) in 2020 is de koper gevrijwaard van de claim van de oud-aandeelhouders van REMU N.V. (hierna REMU). Samenvattend stelt REMU dat Eneco door het juridisch verzet tegen de Splitsingswet verhinderd heeft dat Eneco vóór 31 december 2010 geprivatiseerd is en dat REMU daardoor een contractueel afgesproken privatiseringsvergoeding niet ontvangen heeft. Eneco betoogt op hoofdlijnen dat Eneco, inclusief REMU, niet vóór 31 december 2010 verkocht is en dat de aandeelhouders daartoe ook geen plan hadden. De hoogte van claim bedraagt nominaal € 133 mln. De totale claim bedraagt het nominale bedrag vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 1 juli 2009. De rechtbank heeft alle vorderingen afgewezen, vervolgens is er wel hoger beroep aangetekend door de eisers. De juridische inschatting is dat het gerechtshof niet anders zal oordelen, waarmee de kans zeer klein is op dit risico. De gemeente houdt dan derhalve ook geen rekening met dit risico in het weerstandsvermogen.
bedragen x € 1 mln.
Risico's met een incidenteel karakter | Domein | Kans | Bedrag | Weging | Max. bedrag |
---|---|---|---|---|---|
Rampen en zware ongevallen | Bestuur | 1% | 63,5 | 1 | 63,5 |
Eigen risico verzekeringen | Bestuur | 10% | 5,4 | 1 | 5,4 |
Grote projecten | Fysiek | 25% | 25 | 1 | 25 |
Stijging marktrente | Bestuur | 10% | 5 | 1,5 | 7,5 |
Jeugdhulp open-einde-regeling | Sociaal | 60% | 10 | 1,5 | 15 |
BTW-compensatiefonds | Bestuur | 35% | 12 | 1,5 | 18 |
BTW sport | Bestuur | 75% | 2,5 | 1,5 | 3,75 |
Afname WSW i.r.t. rijksbijdrage | Sociaal | 80% | 2 | 1,5 | 3 |
WMO open-eind-regeling | Sociaal | 60% | 10 | 1,5 | 15 |
Bijstandsverlening | Sociaal | 20% | 7 | 1,5 | 10,5 |
Aangescherpte normeringen bouwprojecten en vastgoed | Fysiek | 25% | 2 | 1,5 | 3 |
Herverdeling gemeentefonds | Bestuur | 50% | 12 | 1,5 | 18 |
Accres gemeentefonds | Bestuur | 65% | 18 | 1,5 | 27 |
Loon- en prijsbijstelling | Bestuur | 70% | 6 | 1,5 | 9 |
Inkoop Jeugdhulp | Sociaal | 85% | 10,8 | 1,5 | 16,2 |
Covid-19 | Bestuur | 50% | 50 | 1 | 50 |
Totaal | 289,85 |
Als alle risico’s worden opgeteld, wordt er uitgekomen op een benodigde algemene reserve van ca.
€ 290 mln. De algemene reserve hoeft echter geen omvang van € 290 mln. te hebben. Het is zeer onwaarschijnlijk dat al deze tegenspoed tegelijkertijd optreedt. Er zijn allerlei scenario’s mogelijk. Het onderzoeken van alle verschillende scenario’s is gebeurd met het risico-cumulatiemodel. Dit werkt als volgt: in een simulatie is aan de hand van een kansberekening een verdeling van de risico’s gemaakt die laat zien dat het zeer onwaarschijnlijk is dat alle risico’s tegelijkertijd zullen optreden. Om het weerstandsvermogen te baseren op een zekerheidspercentage van 100% is dus iets té voorzichtig. Er blijft dan onnodig geld gereserveerd voor een statistisch erg onwaarschijnlijk scenario. In plaats van 100% wordt daarom gekozen voor een zekerheidspercentage van 95%.
Daarnaast wordt er rekening mee gehouden of een risico zich incidenteel of structureel voordoet. Wanneer een potentieel risico zich incidenteel voordoet, krijgt dit risico een wegingsfactor van 1. Wanneer een risico zich potentieel structureel voordoet krijgt dit risico een wegingsfactor van 1,5. Dit betekent dat het college dan anderhalf jaar de tijd heeft om een oplossing te vinden voor het voorgedane risico.
Een belangrijk voordeel van het opnemen van deze risico’s in dit model is dat rekening gehouden wordt met deze combinatie van kansen. Als voor ieder risico een afzonderlijke reserve zou worden gevormd, zou in totaal een hoger bedrag opzij gezet moeten worden, omdat dan per afzonderlijk risico wordt gerekend. Rekenen met de combinatie van kansen leidt per saldo tot een lager benodigd weerstandsvermogen. Bij toepassing van deze uitgangspunten is een algemene reserve nodig van € 96,6 mln. De algemene reserve bedraagt echter € 24,55 mln. De algemene reserve is daarmee
€ 72,05 mln. lager dan deze op grond van het risicoprofiel dient te zijn. Voor het herstel van de algemene reserve is een plan opgesteld. Dit plan bestaat uit:
- het verkopen van gemeentelijke vastgoed dat geen beleidsmatig doel dient;
- het toevoegen van vrij te besteden bespaarde rente in de komende jaren;
- het vasthouden van jaarrekening resultaten die conform de bestaande spelregels aan de algemene reserve worden toegevoegd.
De opgenomen risico’s zijn:
Rampen en zware ongevallen kans 1%, impact € 63,5 mln.
De gemeente spaart niet voor risico's van (natuur)rampen (of ander groot onheil) die Den Haag kunnen treffen (watersnood, extreme weersomstandigheden, epidemieën, etc.). Hoewel de kans hierop klein is, is de schade die het gevolg kan zijn van een dergelijke gebeurtenis aanzienlijk, zo hebben we bijvoorbeeld gezien bij de vuurwerkramp in Enschede. Doordat de kans op een dergelijke ramp klein is, is het effect op het benodigde weerstandsvermogen beperkt.
Eigen risico verzekeringen kans 10%, impact € 5,4 mln.
De gemeente heeft een hoog eigen risico op verzekeringspolissen afgesloten, omdat dit per saldo financieel voordeliger is. Deze keuze bevat desalniettemin een risico. Wanneer zich verschillende calamiteiten tegelijk voordoen is de totale eigen bijdrage van de gemeente hoger dan in de reguliere begroting kan worden opgevangen. Bovendien heeft de gemeente ervoor gekozen de fraude- en berovingsverzekering in eigen beheer te nemen omdat de premie hiervan niet opweegt tegen het risico. Het maximale risico dat de gemeente loopt is € 5,4 mln. De kans dat zich dit risico voordoet is klein.
Grote projecten kans 25%, impact € 25 mln.
De gemeente voert projecten om de gestelde beleidsdoelen te behalen. Dit komt altijd tegen een zeker financieel risico dat vooral zichtbaar is bij grote ruimtelijke en ICT-projecten. In de komende jaren zal de gemeente voor € 1,28 mld. aan investeringen doen (voor ca. ¾e deel met gemeentelijke middelen gefinancierd) in infrastructuur, scholen, vastgoed, ICT, etc. Binnen projecten vindt risicomanagement plaats. Dit betekent dat risico’s periodiek worden herijkt en dat wordt gestuurd om te voorkomen dat risico’s optreden. Voor onafwendbare risico’s kan aanspraak worden gedaan op het budget onvoorzien dat bij elk project beschikbaar wordt gesteld. In de P&C-documenten wordt gerapporteerd over de ontwikkelingen. De raad heeft de mogelijkheid om grote projecten aan te wijzen als GRIP project. Voor deze projecten wordt ieder halfjaar een voortgangsrapportage aangeboden met het verloop van uitgaven, risico’s en reserves.
Den Haag stuurt met deze toegelichte methodiek op het tot een goed einde brengen van grote projecten. Dit biedt geen absolute zekerheid, er is altijd een mogelijkheid dat tegenvallers (of meevallers) ontstaan op individuele grote projecten. Dat kunnen bouwkosten betreffen, maar ook de gevolgen voor de exploitatie van nieuwe voorzieningen. Als extra maatregel nemen we daarom een risico op voor grote projecten in het weerstandsvermogen van de gemeente Den Haag. De omvang van het risico bij optreden wordt gewaardeerd op € 25 mln. (dit betreft ca. 2,5% van de investeringsportefeuille) en de kans van optreden wordt ingeschat op 25%. Er is geen verwachting dat projecten niet binnen budget kunnen worden afgerond, maar als dit toch optreedt, kan de gemeente tegenvallers van grote projecten opvangen. Door met dit risico rekening te houden blijft de gemeente financieel deugdelijk, terwijl tegelijkertijd op voorhand geen onnodig beslag op de schaarse beschikbare middelen hoeft te worden gelegd.
Stijging marktrente kans 10%, impact € 5 mln.
De gemeente sluit langlopende leningen af ter financiering van investeringen. Ultimo 2019 had de gemeente ruim € 1,422 mld. aan langlopende leningen afgesloten. Momenteel is de rente waartegen de gemeente leent historisch gezien relatief laag. Als de rente stijgt, moet de gemeente meer rente betalen. Dit risico wordt beperkt doordat de gemeente meerdere lang lopende lineaire leningen heeft afgesloten, waardoor bij een rentestijging het effect daarvan vertraagd wordt. Op basis van de huidige verwachtingen blijft de rente tot medio 2021 laag. Daarnaast drukt de verkoop van Eneco in de eerste jaren de gemeentelijke financieringsbehoefte. Ondanks deze risico beperkende maatregelen en omstandigheden, dient de gemeente rekening te houden met een resterend risico op een stijgende rente. Gegeven de Haagse situatie houdt de gemeente rekening met een risico van een stijging van de rente over de gemeentelijke leningenportefeuille van 0,5 procentpunt.
Risico jeugdhulp Open-einde-regeling kans 60%, impact € 10 mln.
Per 1 januari 2015 heeft de gemeente de verantwoordelijkheid van de jeugdhulp overgenomen van het Rijk. Dit is gepaard gegaan met een budgetkorting. Het Rijk beziet in de komende jaren de verdelingsmethodiek van de budgetten over de gemeenten. Ook is de hoogte van het macrobudget voor jeugdzorg (wel of niet “boeggolf”) onderwerp van gesprek tussen gemeenten en het Rijk. De uitkomst van het onderzoek naar deze boeggolf wordt najaar 2020 verwacht. Verder is sprake van een open-einde-regeling; de gemeente verstrekt de jeugdhulp die nodig is. Bovendien heeft een rechterlijke uitspraak gezorgd voor structureel hogere tarieven. De gemeente Den Haag verzorgt circa 15 à 20% van de verwijzingen naar jeugdhulp. De andere verwijzingen wordt – zoals wettelijk toegestaan – gedaan door huisartsen, gecertificeerde instellingen (GI’s), rechters en medisch specialisten. Het voorgaande beperkt de mogelijkheid om te sturen op lasten. De afgelopen jaren laten grote schommelingen zien in het lastenpatroon van de gemeente.
Btw-compensatiefonds kans 35%, impact € 12 mln.
Het Rijk heeft een maximum gezet op het btw-compensatiefonds. Bij een aantrekkende economie, bij meer uitbestedingen of bij grote investeringen van gemeenten, is de kans reëel dat de gemeenten meer btw bij het Rijk declareren dan er in het btw-compensatiefonds zit. Het Rijk dekt dat tekort op het btw-compensatiefonds dan met een uitname uit het gemeentefonds. Het maximale risico voor alle gemeenten samen schatten we op 10% van het btw-compensatiefonds van € 3,0 mld. Het Haagse aandeel daarvan is 4,0%. Waarmee het Haagse aandeel op afgerond € 12 mln. komt.
Btw Sport kans 75%, impact € 2,5 mln.
Per 1 januari 2019 heeft het nieuwe kabinet besloten de Nederlandse BTW-sportvrijstelling te verruimen als gevolg van het arrest van het Europese Hof van Justitie (Bridport and West Dorset Golf Club). Door deze wetswijziging vervalt het recht op aftrek van btw voor gemeenten en niet-winstbeogende exploitanten van sportaccommodaties. Het gevolg hiervan is voor de gemeente dat betaald BTW op haar inkopen gerelateerd aan Sport een kostenpost vormt. Voor de Rijksoverheid betekent de verruiming van de BTW-sportvrijstel-ling een structurele extra belastingopbrengst. Omdat de wetswijziging direct voortvloeit uit Europese regelgeving en het (dus) geen bezuinigingsmaatregel is, heeft het huidige kabinet eerder al aangegeven dat de opbrengst van deze extra belastingmaatregel terug dient te vloeien naar de gedupeerden. De gemeenten kunnen gebruik maken van een compensatieregel (Regeling specifieke uitkering sport, SPUK) waarbij een landelijk plafond van € 153 mln. is vastgesteld. Afhankelijk van de landelijk ingediende compensatie-verzoeken en de werkelijke lasten die worden verantwoord in de SISA-verantwoording vindt wellicht nog een herziening van het ingediende compensatieverzoek van het BTW nadeel plaats van de gemeente.
Afname WSW in relatie tot rijksbijdrage kans 80%, impact € 2 mln.
De Wet op de Sociale Werkvoorziening is in 2015 opgegaan in de Participatiewet. Hierdoor komen er geen nieuwe instroom WSW-ers meer en daalt het aantal WSW-ers als gevolg van overlijden, pensionering en overige uitstroom geleidelijk. Hiermee samenhangend daalt ook de rijksbijdrage. Het risico bestaat dat deze daling van de rijksbijdrage sneller verloopt dan de afname van het aantal WSW-ers. Het financiële effect van dit risico is ingeschat op € 2 mln. structureel.
Wmo Open-einde-regeling kans 60%, impact € 10 mln.
Ten eerste is er bij de Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning) sprake van een open-einde-regeling. Dit betekent dat aan burgers die ondersteuning nodig hebben, zorg moet worden verstrekt. Als gemeente hebben we een zorgplicht. De gemeente moet passende hulp verlenen aan Hagenaars die dit nodig hebben. Vooral bij maatwerkarrangementen wordt het effect van de vormvrije melding en afschaffing eigen bijdrage dagbesteding en begeleiding zichtbaar. En de invoering van het abonnementstarief door het Rijk. Hierdoor wordt aanzienlijk meer gebruik gemaakt van voorzieningen. Ten tweede is (de uitwerking van) Rijksbeleid een onzekere factor. Het gaat dan om zaken als eventuele compensatie vanuit het Rijk voor tekorten in het sociaal domein, uitwerking van nieuwe verdeelmodellen van Rijksmiddelen en uitwerking van nieuw beleid.
Bijstandsverlening kans 20%, impact € 7 mln.
Jaarlijks ontvangt de gemeente Den Haag € 340 mln. Buig-middelen voor het uitvoeren van de Participatiewet. De participatiewet is een open-einde-regeling. Het Rijk maakt in september van het betreffende jaar de definitieve bijdrage van het Buig budget bekend. Indien de ontvangen middelen een afwijking hebben van 2% met de afgegeven prognose van het jaar ervoor, betekent dit voor de gemeente een tekort van € 7 mln. Het risico voor de gemeente wordt beperkt door de zogenaamde Vangnetregeling. Dit houdt in dat als de gemeente een excessief, niet-verwijtbaar tekort heeft, de gemeente een beroep kan doen op een aanvullende rijksuitkering.
De Coronacrisis leidt tot een hoger beroep op de bijstand. De gemeente is hierdoor meer geld kwijt aan bijstandsverlening. Zonder aanvullende afspraken met het Rijk reageert het verdeelmodel voor de bijstandsverlening vertraagd op de conjunctuur. De extra bijstandslasten komen de eerste jaren dan grotendeels voor rekening van de gemeente. Daar komt dan nog bij dat Den Haag al meer aan bijstand uitgeeft dan het van het Rijk aan vergoeding ontvangt. Bij een groter bijstandsvolume loopt dit gat sterker op. Het kan daarbij om aanzienlijke bedragen gaan; uitgaande van de impactanalyse gaat het om € 10 mln. tot € 20 mln. per jaar. Meer mensen in de bijstand, betekent ook dat de gemeente meer lasten moet maken voor re-integratiekosten en armoedebestrijding. Het Rijk heeft aangekondigd het conjunctuureffect te betrekken bij het macrobudget en dat de gemeenten mogen rekeningen op een reële tegemoetkoming voor de Coronakosten. Daarom houdt de gemeente vooralsnog geen rekening met dit effect.
Aangescherpte normeringen voor bouwprojecten en vastgoed kans 25%, impact € 2 mln.
In 2019 zijn een drietal milieu- en volksgezondheidsnormeringen gewijzigd. Dit heeft invloed op nog te vergunnen woningbouw- en infrastructuurprojecten en op eisen voor bestaand vastgoed.
Het betreffen de volgende drie ontwikkelingen:
- Aangescherpte normen voor grondverzet voor PFAS-stoffen die milieu en mens kunnen schaden;
- Strengere eisen voor compensatie van stikstofuitstoot bij vergunningsverlening voor bouwprojecten (streep door PAS-beleid);
- Advies van de gezondheidsraad om loden waterleidingen te saneren wegens risico's voor volksgezondheid.
De ontwikkelingen en het beleid om het problematiek vlot te trekken, zoals verlaging van de maximumsnelheid op snelwegen, waren veel in het nieuws. Over de specifieke Haagse situatie is en wordt de raad afzonderlijke geïnformeerd. De ontwikkelingen staan niet stil. Zo worden in 2020 onder meer nieuwe landelijke normen voor grondverzet PFAS en een landelijk beleid voor loden leidingen vastgesteld. De ontwikkelingen in 2020 kunnen aanleiding geven voor bijstelling van beleid met financiële consequenties voor de gemeente. Keuzes rond de beleidsuitvoering en dekking hiervan, komen aan bod in de jaarlijkse begroting en ondersteunende documenten, zoals de MPG waarin risico inschatting voor gemeentelijke grondexploitaties aan bod komt. Hiernaast kan sprake zijn dat buiten de begrotingsafweging een onvermijdelijk risico zich voordoet dat direct tot meerkosten leidt in 2020. Het risico daarvan wordt ingeschat op € 2 mln. met 25% kans van optreden.
Herverdeling Gemeentefonds kans 50%, impact € 12 mln.
Het gemeentefonds is een van de belangrijkste inkomsten voor de gemeente Den Haag. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft het voornemen per 2022 de verdeling van het gemeentefonds volledig te herzien. Volgens de eerste resultaten zou de herverdeling licht gunstig zijn voor Den Haag. Kleine gemeenten zouden aanzienlijk achteruitgaan. Maar om het nadeel van de kleinere gemeenten te beperken, is de kans reëel dat Den Haag uiteindelijk toch op een nadeel uitkomt. We schatten de kans op nadeel lager dan een jaar geleden, namelijk 50% in plaats van 80%. De relatieve omvang het nadeel schatten we nog steeds op 1% van de Haagse gemeentefondsuitkering. Die is gestegen van € 800 miljoen in 2018 naar € 1,2 mld. in 2020; dat komt door overheveling van delen van het sociaal domein.
Accres Gemeentefonds kans 65%, impact € 18 mln.
In het coalitieakkoord 2019-2022 ‘Samen voor de Stad’ (RIS 304121) is nadrukkelijk notie gemaakt van het risico dat het gemeentefonds langzamer groeit dan begroot. Het gemeentefonds is verreweg de grootste inkomstenpost, met jaarlijks circa € 1,2 mld. De trap-op-trap-af systematiek zorgt voor ongewenste schommelingen in de jaarlijkse groei daarvan. De Coronacrisis heeft de economische en financiële situatie totaal op zijn kop gezet. Enerzijds is de kans daarmee aanzienlijk toegenomen dat het Rijk de komende jaren zal (moeten) bezuinigen. Anderzijds lopen er gesprekken tussen Rijk en VNG over het vastprikken van het accres, waarmee dit risico voor enkele jaren (niet: structureel) zou wegvallen. Dit afwegende blijft dit risico onveranderd ten opzichte van de begroting van het voorgaand jaar. .
Loon- en prijsbijstelling kans 70%, impact € 6 mln.
De gemeente houdt voor 2021 rekening met een contractloonstijging van ca. 0,5%. De inflatieverwachting voor die jaren bedraagt 1,5%. Als de loonstijging de prijsontwikkeling bijhoudt ontstaat er een gat in de begroting met een structureel effect. Dit risico wordt ingeschat op 1% van de salarislastenbegroting van de gemeente Den Haag (totaal is ca. € 600 mln.). Dit betekent een financiële impact van € 6 mln. structureel met een kans van 70%.
Risico inkoop jeugdhulp kans: 85% impact € 10,8 mln.
In oktober 2019 is een kort geding over de inkoop jeugdhulp door de gemeente verloren. Op grond van de uitspraak van de rechter is een onafhankelijke procesbegeleider verzocht om te komen tot transparantie over kostprijsopbouw en op deze manier tot onderbouwde, realistische tarieven. Uit het onderzoek van de procesbegeleider komt een verdere stijging van de tarieven, met maximaal € 10,8 mln. als verwacht financieel prijseffect in 2021 (€ 7,3 mln. in 2020). In de begroting is hiermee vooralsnog geen rekening gehouden. Het risico is naar verwachting 85%.
Risico bandbreedte Coronacrisis kans: 50%, impact € 50 mln.
Aan de inrichting van de anderhalvemetersamenleving kan een fors prijskaartje hangen. Dit is onder meer afhankelijk van welke maatregelen getroffen dienen te worden. Momenteel zijn de financiële gevolgen van zoveel factoren afhankelijk dat geen zinvolle inschatting is te geven. De gemeente treft daarom vooralsnog geen aanvullende financiële arrangementen voor het opvangen van deze kosten, maar zet zoveel mogelijk in op een reële tegemoetkoming door het Rijk. Het Rijk heeft aangegeven dat de gemeenten een reële vergoeding voor de Coronakosten krijgen, maar heeft echter in de Kamerbrief van 22 juni 2020 nadrukkelijk op de eigen verantwoordelijkheid van de gemeenten gewezen. Hoewel de gemeente zich inspant voor een maximale rijksvergoeding, bestaat de mogelijkheid dat niet alle kosten vergoed worden. Daarom wordt hier rekening gehouden met een risico van 50% van het verschil tussen het minimum en maximum bedrag uit de impactanalyse.